zondag 16 november 2014

Binnen zonder kloppen


ABRvS, 12 november 2014. Op dezelfde dag doet de Afdeling uitspraak in twee zaken met betrekking tot het binnentreden in een woning zonder toestemming van de bewoner, zoals artikel 2, eerste lid van de Algemene wet op het binnentreden (Awbi) dat, met een schriftelijke machtiging van de burgemeester, mogelijk maakt. Bepalend bij de toepassing van deze bevoegdheid is dat het doel, waartoe wordt binnengetreden, het binnentreden zonder toestemming van de bewoners redelijkerwijs vereist.

De burgemeester van Waalre had op respectievelijk 19 februari  en 19 juni 2013 een machtiging afgegeven aan twee gemeentelijke toezichthouders om een woonwagen zonder toestemming binnen te treden. Het doel dat de burgemeester beide keren aan het besluit ten grondslag had gelegd was het voorkomen van brandonveilige situaties. In de eerste uitspraak overweegt de Afdeling dat dit een doel is dat het binnentreden zonder toestemming van de bewoner van de betrokken woning redelijkerwijs vereist. Dat het huisbezoek deel uitmaakte van een grootschaligere controle (er speelde meer in Waalre in die periode) maakt dit niet anders, de machtiging ziet namelijk specifiek op het binnentreden van de individuele woonwagen. Een beroep op 3:3 Awb (het verbod op détournement de pouvoir: het nemen van een besluit voor een ander doel dan waarvoor de bevoegdheid is verleend) slaagt niet. Uit de tweede uitspraak blijkt dat een beroep op artikel 8 EVRM (recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer) eveneens niet mag baten. Op grond van de beperkingssystematiek bij dat artikel overweegt de Afdeling dat de bevoegdheid bij wet (Awbi) is voorzien en voldoet aan de eisen van dringende maatschappelijke noodzaak en evenredigheid.

dinsdag 4 november 2014

Handhaving niet alleen onevenredig bij overtredingen van geringe aard en ernst


ABRvS, 29 oktober 2014. In 2010 werd op dit blog meerdere keren aandacht besteed aan uitspraken met betrekking tot het afzien van handhaving in verband met de onevenredigheid ervan in relatie tot de daarmee te dienen belangen. In een uitspraak van 17 november 2010 overwoog de Afdeling dat er geen sprake was van een overtreding van geringe aard en ernst en dat reeds daarom handhaving niet dermate onevenredig kon zijn in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat van handhaving moest worden afgezien. In een uitspraak van 29 december 2010, die hier ook werd besproken, overwoog de Afdeling onder verwijzing naar een uitspraak van 8 oktober 2008 dat van handhaving mag worden afgezien bij incidentele overtredingen en overtredingen van geringe aard en ernst.

Op dit blog werd geconcludeerd dat de Afdeling daarmee afweek van de eerder geformuleerde lijn in een uitspraak van 20 februari 2008: ook bij overtredingen van niet geringe aard en ernst kan handhaving dermate onevenredig zijn met de daarmee te dienen belangen dat van handhaving moet worden afgezien. In een uitspraak van 29 oktober jl. pakt de Afdeling weer terug naar deze uitspraak. Waar een woning op een kortere afstand van de erfgrens is gebouwd dan toegestaan overweegt de Afdeling met de rechtbank dat dit geen overtreding van geringe aard en ernst is. Echter, buiten die gevallen kan ook in andere omstandigheden handhavend optreden in verhouding tot de daarmee te dienen belangen zodanig onevenredig zijn dat daarvan in die concrete situatie behoort te worden afgezien. Handhavend optreden zou in dit geval inhouden dat de woning rigoureuze maatregelen zou moeten ondergaan (sloop of verplaatsing). Omdat niet vast staat dat de schade die de buurman door de bebouwing op kortere afstand lijdt groter is dan wanneer er overeenkomstig de vergunning werd gebouwd, overweegt de Afdeling dat dergelijke maatregelen onevenredig zouden zijn. ECLI:NL:RVS:2014:3885