donderdag 20 december 2012

Artikel 5:39 lid 1 Awb ook van toepassing bij beschikking tot weigering invordering verbeurde dwangsommen

ABRvS, 19 december 2012. Artikel 5:39 lid 1 Awb bepaalt dat het bezwaar, beroep of hoger beroep tegen een last onder dwangsom mede betrekking heeft op een beschikking strekkende tot de invordering van de dwangsom, voor zover de belanghebbende deze beschikking betwist. Naar de letter van de wet genomen is artikel 5:39 lid 1 Awb dus niet van toepassing als hangende bezwaar, beroep of hoger beroep tegen de last onder dwangsom wordt besloten om niet tot invordering van verbeurde dwangsommen over te gaan.

Uit de parlementaire geschiedenis blijkt dat de wetgever er van afgezien heeft om een regeling als die van artikel 5:39 lid 1 Awb te treffen voor beschikkingen waarbij geweigerd wordt om tot invordering van verbeurde dwangsommen over te gaan omdat die situatie zich toch niet zo vaak zou voordoen. In de zaak die leidde tot de uitspraak van 19 december 2012 deed die situatie zich juist wel voor.

Het college van B en W van de gemeente Utrechtse Heuvelrug afwijzend had beslist op een verzoek tot handhaving. Het bezwaar daartegen werd ongegrond verklaard. De rechtbank vernietigde deze beslissing op bezwaar en droeg het college op een nieuw besluit te nemen. Het college stelde hoger beroep in tegen de uitspraak, maar ontkwam er niet aan om tegelijkertijd (ter uitvoering van de uitspraak) alsnog een last onder dwangsom op te leggen. Tegen die last onder dwangsom werd zowel beroep ingesteld door de overtreder als degene die om handhaving had verzocht. Dit beroep werd op grond van artikel 6:18/6:19 Awb door de Afdeling behandeld.
Vervolgens vond degene die om handhaving had verzocht dat een dwangsom was verbeurd. Hij diende een verzoek in tot het nemen van een invorderingsbeschikking. Dat verzoek werd, hangende het hoger beroep, afgewezen.

De vraag was of het hoger beroep zich ook richtte tot de weigering om over te gaan tot invordering van de verbeurde dwangsommen.

De Afdeling kwam tot het oordeel dat dat zo is. Ik citeer voor de goede orde de volledige overweging van de Afdeling:
"Artikel 5:39, eerste lid, van de Awb voorziet in een concentratie van rechtsbescherming indien het college besluit om tot invordering over te gaan. Gelet op de geschiedenis van de totstandkoming van deze bepaling (Kamerstukken II 2003/04, 29 702, nr. 3, blz. 111 en 116) heeft de wetgever ervan afgezien om een regeling te treffen voor gevallen waarin het college niet besluit om tot invordering over te gaan of dat weigert te doen, vanwege de geringe frequentie waarin dergelijke gevallen zich volgens de wetgever voordoen. Daaruit kan niet worden afgeleid dat de wetgever concentratie van rechtsbescherming in dergelijke gevallen heeft willen uitsluiten. Het ligt in de rede dat artikel 5:39, eerste lid, van de Awb ook toepassing vindt in de gevallen dat het college niet besluit om tot invordering over te gaan of dat weigert. Nu het hier een weigering betreft, verzet de rechtszekerheid zich niet tegen een zodanige uitleg van die bepaling.
Deze uitleg sluit naar het oordeel van de Afdeling aan bij de bedoelingen van de wetgever met de Vierde tranche Awb (Kamerstukken II 2003/04, 29 702, nr. 3, blz. 102-104). Daaruit blijkt dat de wetgever met die wet enerzijds de positie van de derde heeft willen versterken door het bieden van rechtsmiddelen inzake de effectuering van een dwangsom, en anderzijds een opeenstapeling van procedures heeft willen voorkomen door het bewerkstelligen van concentratie van rechtsbescherming, terwijl partijen in gevallen als de onderhavige, waar het een geschil over de effectuering van een opgelegde dwangsom betreft, zijn gebaat bij het zo spoedig mogelijk verkrijgen van een finaal oordeel van de bestuursrechter."
In dit geval had degene die om invordering had verzocht ook beroep tegen de last onder dwangsom ingesteld. Wat nu als hij geen beroep tegen de last onder dwangsom had ingesteld? Artikel 5:39 lid 1 Awb stelt als voorwaarde dat de belanghebbende de (invorderings)beschikking betwist. De bepaling heeft het dus over dé en niet over een belanghebbende. Wie is dé belanghebbende? Dat lijkt toch te duiden op degene die bezwaar, beroep of hoger beroep aanhangig heeft gemaakt tegen de last onder dwangsom. Dat zou weer betekenen dat artikel 5:39 lid 1 Awb niet geldt als de beschikking omtrent invordering wordt betwist door iemand die geen bezwaar, beroep of hoger beroep tegen de last onder dwangsom aanhangig heeft gemaakt.
LJN: BY6768 
 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten