ABRvS 18 oktober 2017, ECLI:NL:RVS:2017:2804
Last onder bestuursdwang opgelegd. Begunstigingstermijn blijkt te kort. Bestuursdwang is reeds uitgevoerd, zodat geen nieuwe begunstigingstermijn kan worden geboden: de kosten van bestuursdwang kunnen niet meer worden verhaald.
Als de begunstigingstermijn bij een last onder bestuursdwang te kort wordt gesteld, dan kan dat voor het bestuursorgaan vervelende consequenties hebben zoals blijkt uit deze uitspraak.
Casus
Bij een kleine biovergistingsinstallatie wordt door toezichthouders geconstateerd dat een mestsilo lekt. Deze lekkage wordt veroorzaakt door een toenemende druk in de mestsilo als gevolg van een defect. De toezichthouders passen spoedeisende bestuursdwang toe en treffen maatregelen om, kort gezegd, de druk van de ketel te halen.
Een dag later constateren de toezichthouders dat de overtreder de weggelekte mest nog niet heeft opgeruimd en geen maatregelen heeft genomen om herhaling te voorkomen. Daarop legt het college de last onder bestuursdwang op aan de overtreder om de mest in de mestsilo terug te brengen tot een bepaald peil en de weggelekte mest op te ruimen. Daarvoor geeft het college de overtreder twee uur de tijd. De kosten zullen worden verhaald op de overtreder.
De overtreder geeft geen uitvoering aan de last, waarop het college zelf maatregelen neemt. Ter zake van de kosten neemt het college een kostenbeschikking.
De overtreder verzet zich tegen de last onder bestuursdwang. Hij betoogt dat de begunstigingstermijn veel te kort was.
Uitspraak
Artikel 5:24 lid 2 Awb bepaalt dat de last onder bestuursdwang de termijn vermeldt waarbinnen de last moet worden uitgevoerd. Het is vaste jurisprudentie van de Afdeling (zie bijv. de uitspraak van 24 december 2013) dat die termijn niet langer of korter mag zijn dan wezenlijk noodzakelijk om uitvoering aan de last te kunnen geven.
De Afdeling oordeelt dat de overtreder de last niet binnen twee uur had kunnen uitvoeren, zodat de begunstigingstermijn te kort was. Dat leidt tot de vernietiging van de beslissing op bezwaar.
De Afdeling overweegt dat bestuursdwang reeds was uitgevoerd, zodat geen nieuwe begunstigingstermijn kon worden geboden aan de overtreder. De consequentie daarvan is, zo oordeelt de Afdeling, dat de kosten van bestuursdwang niet meer kunnen worden verhaald.
Commentaar
In haar uitspraak van 9 maart 2011 heeft de Afdeling een zelfde uitspraak gedaan. Ook in dat geval oordeelde de Afdeling dat als een te korte begunstigingstermijn is opgelegd en reeds bestuursdwang is toegepast, de consequentie is dat geen nieuwe begunstigingstermijn kan worden geboden en de kosten niet meer kunnen worden verhaald.
"Beter een te ruime, dan te krappe begunstigingstermijn" luidde toen de kop van het artikel dat ik over die uitspraak op dit blog schreef.
Uit die uitspraak en deze lijkt te volgen dat de Afdeling van oordeel is dat in dit soort situaties een nieuwe begunstigingstermijn moet worden geboden die gaat lopen vanaf de bekendmaking van het besluit waarbij die nieuwe termijn is vastgesteld. Daar valt toch wel een kanttekening bij te plaatsen.
In beide gevallen stond niet ter discussie dat de last rechtmatig was. Dat betekent dat de overtreder gehouden was om uitvoering aan de last te geven. Die verplichting ontstaat vanaf het moment van bekendmaking van de last onder bestuursdwang of dwangsom. Als de begunstigingstermijn te kort is, dan ontslaat dat de overtreder niet van de verplichting om uitvoering aan de last te geven.
Het bestuursorgaan kan een te korte begunstigingstermijn repareren door bij beslissing op bezwaar een langere begunstigingstermijn vast te stellen. Het bestuursorgaan is echter m.i. niet gehouden om een nieuwe begunstigingstermijn te geven, in de zin van een nieuwe begunstigingstermijn die ingaat vanaf het moment van bekendmaking van de beslissing op bezwaar. Het zou m.i. kunnen volstaan met het wijzigen van de lengte van de geboden begunstigingstermijn die is gaan lopen vanaf het moment van bekendmaking van het primaire besluit.
Ik geef een voorbeeld ter verduidelijking. Stel dat op 1 september de last wordt opgelegd om binnen twee weken na verzending van het sanctiebesluit een einde aan de overtreding te maken. En stel dat het bestuursorgaan in bezwaar tot de conclusie komt dat twee weken te kort is en dat vier weken een reƫle termijn is. Dan kan het bestuursorgaan m.i. bij beslissing op bezwaar het primaire besluit gedeeltelijk herroepen voor wat betreft de lengte van de begunstigingstermijn en deze wijzigen van twee naar vier weken. Die nieuwe begunstigingstermijn van vier weken gaat dan lopen vanaf 1 september, het moment van bekendmaking van de last, en niet vanaf het moment van bekendmaking van de beslissing op bezwaar.
De vraag is dan of de overtreder in de periode vanaf het moment dat de last onder bestuursdwang aan hem bekendgemaakt is tot het moment waarop het bestuursorgaan bestuursdwang heeft toegepast voldoende tijd had om uitvoering te geven aan de last. Zo niet, dan is m.i. inderdaad de consequentie dat de kosten van bestuursdwang niet meer kunnen worden verhaald. Zo ja, dan vind ik die conclusie minder voor de hand liggen.
Dit alles laat onverlet dat het natuurlijk verstandiger is om een te ruime in plaats van een te krappe begunstigingstermijn te bieden.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten