Afdeling gaat om: toch horen voorafgaand aan invorderingsbeschikking


ABRvS 12 september 2018, ECLI:NL:RVS:2018:2956

In afwijking van eerdere jurisprudentie oordeelt de Afdeling dat een overtreder moet worden gehoord voordat een invorderingsbeschikking wordt genomen.  

In haar uitspraak van 3 oktober 2012 oordeelde de Afdeling dat in beginsel een hoorplicht geldt op grond van artikel 4:8 lid 1 Awb voor het nemen van een beschikking omtrent invordering, maar dat die hoorplicht wordt opzijgezet door het bepaalde in artikel 4:12 lid 1 Awb. Dat artikel bepaalt dat de hoorplicht van artikel 4:7 en 4:8 Awb achterwege kan worden gelaten als het gaat om een beschikking tot vaststelling van een financiële verplichting en tegen die beschikking bezwaar of administratie beroep kan worden ingesteld en de gevolgen van de beschikking in bezwaar of administratief beroep volledig ongedaan kunnen worden gemaakt.

Op dit blog heb ik daarover een kritisch artikel geschreven. Zie ook mijn artikel 'De beslissing omtrent invordering van verbeurde dwangsommen in de praktijk' in de Gemeentestem 7380/119. 
Een invorderingsbeschikking is naar mijn mening geen beschikking tot vaststelling van een financiële verplichting. Bovendien geldt dat als het beroep of hoger beroep tegen de last onder dwangsom zich op grond van artikel 5:39 Awb tevens richt tot de invorderingsbeschikking de overtreder geen bezwaar heeft kunnen maken en hij zijn zienswijze niet tenminste één keer aan het bestuursorgaan heeft kunnen voorleggen voordat de invorderingsbeschikking wordt genomen. 

In zijn conclusie van 4 april 2018 toonde de Advocaat-Generaal Wattel zich niet overtuigd door het argument dat een invorderingsbeschikking geen beschikking tot vaststelling van een financiële verplichting is. Wel stelde hij dat, zeker in het geval het beroep of hoger beroep op grond van artikel 5:39 lid 1 Awb mede betrekking heeft op de invorderingsbeschikking, het opportuun is om de belanghebbende eerst te horen. 

Onder verwijzing naar dit onderdeel uit de conclusie oordeelt de Afdeling nu dat een bestuursorgaan een belanghebbende, voordat het tot invordering overgaat, moet horen. 
Daarbij acht de Afdeling van belang dat het aan de overtreder is om bijzondere omstandigheden waarvan het bestuursorgaan niet al op de hoogte is of had moeten zijn, naar voren te brengen. Hij moet daartoe door het bestuursorgaan wel in staat worden gesteld. Het horen van de overtreder is daar bij uitstek de manier voor. 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten