woensdag 28 maart 2012

Verzetprocedure wordt executiegeschil

Kantonrechter Zwolle, 22 maart 2012. Sinds de inwerkingtreding van de vierde tranche op 1 juli 2009 kan geen verzet meer worden ingesteld tegen het dwangbevel tot invordering van verbeurde dwangsommen of kosten van bestuursdwang. Geschillen over de invordering vallen nu, via de invorderingsbeschikking en de kostenbeschikking, onder de competentie van de bestuursrechter. Blijft de overtreder in gebreke met de betaling, dan kan het bestuursorgaan een dwangbevel uitvaardigen. Tegen dat dwangbevel kan de overtreder een executiegeschil op de voet van artikel 438 Rv. aanhangig maken.

Het komt toch nog geregeld voor dat overtreders - al dan niet onder invloed van een verkeerde rechtsmiddelenverwijzing - een verzetprocedure op de voet van het oude artikel 5:26 Awb aanhangig maken in plaats van een executiegeschil op de voet van artikel 438 Rv. De vraag is dan hoe met een dergelijke procedure moet worden omgegaan.

De Rechtbank Rotterdam oordeelde op 15 juni 2011 verklaarde het verzet tegen een dwangbevel dat onder het nieuwe recht was uitgevaardigd niet-ontvankelijk omdat niet gesteld of gebleken was dat het geschil als executiegeschil moest worden aangemerkt.

De kantonrechter van de Rechtbank Zwolle oordeelt anders:
"Hoewel het uitvaardigen van het dwangbevel nog niet het ten uitvoer leggen ervan inhoudt, moet in het systeem van rechtsbescherming, zoals dat de wetgever voor ogen heeft gestaan, het dwangbevel wel worden aangemerkt als een eerste stap in de executiefase. Derhalve moet het oordeel luiden dat ingevolge artikel 438 Rv. de rechtbank bevoegd is kennis te nemen van een executiegeschil inzake een dwangbevel. De zaak is aangebracht bij dagvaarding en voldoet daarmee aan de voorwaarde om een executiegeschil aanhangig te maken. Dat daarbij tevens is aangezegd dat [eisende partij] in verzet komt, maakt dat niet anders."
In deze zaak was primair gevorderd dat de overtreder zou worden ontheven van het dwangbevel. De vordering richt zich dus tot het dwangbevel en niet tot de executie van het dwangbevel. Vandaar dat de kantonrechter zich genoodzaakt zag om de uitvaardiging (en niet de betekening) van het dwangbevel als een eerste stap in de executiefase aan te merken.

Als het geschil is gericht tegen het dwangbevel en niet tegen de tenuitvoerlegging van het dwangbevel, dan vind ik de benadering van de Rechtbank Rotterdam het meest zuiver.

De Rechtbank Dordrecht sluit zich in haar uitspraak van 30 mei 2012 aan bij de benadering van de Rechtbank Rotterdam. De rechtbank overweegt in een zelfde zaak:

"De vordering van [eiser] kan niet anders worden begrepen als een verzet-procedure op de voet van artikel 5:26 van de oude Awb. [eiser] stelt weliswaar in de verzetdagvaarding dat het geschil tussen partijen een executiegeschil betreft, maar zijn vordering strekt daartoe niet. Ook zijn inhoudelijke verweer ziet op de geldigheid van het dwangbevel en niet op de feitelijke tenuitvoerlegging daarvan. Dit betekent dat [eiser] niet-ontvankelijk verklaard moet worden in zijn vordering voor zover die betrekking heeft op de [adres 1]."

LJN: BV9649
Het laatste woord hierover zal echter nog niet gesproken zijn.

vrijdag 23 maart 2012

Wie is overtreder van het Gebruiksbesluit?

ABRvS, 21 maart 2012. Het college van B en W van Eindhoven had een last onder dwangsom opgelegd aan de eigenaar van een studentenhuis vanwege overtreding van artikel 2.9.1 van het Gebruiksbesluit. De vluchtroutes in het studentenhuis waren geblokkeerd. 

De eigenaar betoogde dat de studenten als overtreders aangemerkt hadden moeten worden en niet hij. De Afdeling stelde de eigenaar in het ongelijk.

Artikel 8 lid 8 van de Woningwet bepaalt dat bij amvb regels gegeven kunnen worden over de inhoud van de voorschriften als bedoeld in artikel 8 lid 2, 6 en 7. Het Gebruiksbesluit is een amvb in die zin en bevat regels over de inhoud van voorschriften als bedoeld in artikel 8 lid 2. Artikel 7b lid 2 sub a Woningwet bepaalt dat het verboden is om een bouwwerk te gebruiken of te laten gebruiken anders dan in overeenstemming met de op dat gebruik van toepassingzijnde voorschriften bedoeld in artikel 8 lid 2 onderdeel a Woningwet. Aldus, zo overweegt de Afdeling, is ook degene die het bouwwerk laat gebruiken in strijd met het Gebruiksbesluit als overtreder aan te merken.
LJN: BV9506