vrijdag 27 juni 2014

Handhaving artikel 2.3a lid 1 Wabo; rechtszekerheidsbeginsel


ABRvS, 18 juni 2014. Bij besluit van 19 december 2011 heeft het college van burgemeester en wethouders van Haaren onder oplegging van een dwangsom gelast om een toegangspoort en twee zonder bouwvergunning opgerichte bouwwerken (een loods/overkapping en een kippenhok) op een perceel in Esch te verwijderen en het in strijd met het bestemmingsplan zijnde gebruik van het perceel te staken.

Van de toegangspoort is komen vast te staan dat deze er nog niet was toen het ontwerpbestemmingsplan ter visie werd gelegd. De huidige eigenaar van het perceel heeft de toegangspoort zelf geplaatst. Dat maakt dat het college handhavend kon optreden met een last onder dwangsom. Dat kon het college volgens de Afdeling niet waar het ging om de loods/overkapping en het kippenhok op hetzelfde perceel. Dit omdat niet is gebleken dat de eigenaar bij het aankopen van de grond concrete aanwijzingen had dat deze bouwwerken zonder de vereiste vergunning waren gebouwd.

De Afdeling overweegt hetzelfde als op 17 maart 2010 (ECLI:NL:RVS:2010:BL7766) en in de op dit blog besproken uitspraak van 27 december 2012 (ECLI:NL:RVS:2012:BY7345). Zij overweegt dat de rechtszekerheid zich er tegen verzet dat het college wegens overtreding van artikel 2.3a, eerste lid, van de Wabo een last onder dwangsom oplegt ten aanzien van de zonder vergunning vóór 1 april 2007 gebouwde bouwwerken. Dat is de datum van inwerkingtreding van artikel 40 lid 1 sub b van de oude Woningwet: het verbod om een bouwwerk dat zonder bouwvergunning is gebouwd in stand te laten. De Afdeling geeft aan dat het wel mogelijk is om op grond van artikel 2.3a, eerste lid Wabo op te treden met bestuursdwang. Dat kon immers ook al op grond van de Woningwet voor de genoemde wetswijziging.

 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten