ABRvS, 29 oktober 2014. In 2010 werd op dit blog meerdere
keren aandacht besteed aan uitspraken met betrekking tot het afzien van
handhaving in verband met de onevenredigheid ervan in relatie tot de daarmee te
dienen belangen. In een uitspraak van 17
november 2010 overwoog de Afdeling dat er geen sprake was van een
overtreding van geringe aard en ernst en dat reeds daarom handhaving niet
dermate onevenredig kon zijn in verhouding tot de daarmee te dienen belangen
dat van handhaving moest worden afgezien. In een uitspraak van 29 december 2010, die hier ook werd besproken, overwoog de Afdeling onder
verwijzing naar een uitspraak van 8 oktober 2008 dat van handhaving mag worden
afgezien bij incidentele overtredingen en overtredingen van geringe aard en
ernst.
Op dit blog werd geconcludeerd dat de Afdeling daarmee
afweek van de eerder geformuleerde lijn in een uitspraak van 20
februari 2008: ook bij overtredingen van niet geringe aard en ernst kan
handhaving dermate onevenredig zijn met de daarmee te dienen belangen dat van
handhaving moet worden afgezien. In een uitspraak van 29 oktober jl. pakt de
Afdeling weer terug naar deze uitspraak. Waar een woning op een kortere afstand
van de erfgrens is gebouwd dan toegestaan overweegt de Afdeling met de
rechtbank dat dit geen overtreding van geringe aard en ernst is. Echter, buiten
die gevallen kan ook in andere omstandigheden handhavend optreden in verhouding
tot de daarmee te dienen belangen zodanig onevenredig zijn dat daarvan in die
concrete situatie behoort te worden afgezien. Handhavend optreden zou in dit
geval inhouden dat de woning rigoureuze maatregelen zou moeten ondergaan (sloop
of verplaatsing). Omdat niet vast staat dat de schade die de buurman door de
bebouwing op kortere afstand lijdt groter is dan wanneer er overeenkomstig de
vergunning werd gebouwd, overweegt de Afdeling dat dergelijke maatregelen
onevenredig zouden zijn.
ECLI:NL:RVS:2014:3885
Geen opmerkingen:
Een reactie posten