woensdag 19 oktober 2011

Ontbreken inschrijving als bedoeld in Wkpb geen bijzondere omstandigheid

ABRvS, 19 oktober 2011. Het college van B en W van Haarlemmermeer had aan Gosco B.V. de last onder dwangsom opgelegd om een illegaal bouwwerk op een terrein van Gosco B.V. te verwijderen.

Gosco had het bouwwerk zelf niet gebouwd. Haar werd overtreding van artikel 40 lid 1 sub b Woningwet (oud) verweten. Het bouwwerk was door de rechtsvoorganger van Gosco gebouwd. B en W hadden aan deze rechtsvoorganger een last onder dwangsom opgelegd terzake van de overtreding van artikel 40 lid 1 sub a Woningwet (oud). Gosco betoogde dat deze last onder dwangsom door B en W niet was ingeschreven in het gemeentelijke beperkingenregister als bedoeld in de Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen (Wkpb) en dat dit een bijzondere omstandigheid opleverde op grond waarvan B en W van handhaving jegens Gosco hadden moeten afzien.

Artikel 100e Woningwet (oud) gaf een discretionaire bevoegdheid om te bepalen dat een last onder dwangsom of bestuursdwang tevens geldt jegens de rechtsopvolger van de overtreder. Deze bevoegdheid is nu neergelegd in artikel 5.18 Wabo. Als B en W dat doen, dan moet de last op grond van artikel 7 Wkpb worden ingeschreven in het gemeentelijke beperkingenregister.

De Afdeling stelt vast dat de last niet is ingeschreven in het beperkingenregister. Het wordt niet helemaal duidelijk of in het eerste besluit tot het opleggen van de last onder dwangsom was bepaald dat deze ook gold jegens rechtsopvolgers. Er geldt in ieder geval geen verplichting om dit te bepalen en de Afdeling komt dan ook tot het oordeel dat het enkele feit dat een eerdere aanschrijving niet is ingeschreven in het beperkingenregister onverlet laat dat Gosco kan worden aangeschreven wegens overtreding van artikel 40 lid 1 sub b Woningwet (oud).
201102261/1  


Geen opmerkingen:

Een reactie posten