ABRvS, 27 augustus 2014. Het college van GS van Noord-Holland had een tweetal lasten onder dwangsom
opgelegd aan een bedrijf vanwege de overtreding van voorschriften van de
omgevingsvergunning (milieuvergunning). De dwangsom was daarbij bepaald op een
bedrag per week per geconstateerde overtreding met een maximumbedrag.
Het college constateerde dat de last niet was uitgevoerd en
ging over tot de invordering van de verbeurde dwangsommen. In de procedure
tegen de invorderingsbeschikking rees vervolgens de vraag hoe de formulering
van de dwangsom moest worden uitgelegd.
Op grond van artikel 5:32b, eerste lid, van de Algemene wet
bestuursrecht (hierna: de Awb) stelt het bestuursorgaan de dwangsom vast hetzij
op een bedrag ineens, hetzij op een bedrag per tijdseenheid waarin de last niet
is uitgevoerd, dan wel per overtreding van de last. De overtreder betoogt dat
aan de lasten een dwangsom per tijdseenheid - een week - is verbonden en niet
een dwangsom per overtreding van de last. Een dwangsom is volgens de overtreder
daarom pas verbeurd wanneer een overtreding een week heeft voortgeduurd.
In de dwangsombesluiten is bepaald dat, indien wordt
geconstateerd dat niet aan de opgelegde last wordt voldaan, een dwangsom
verschuldigd is van een bepaald bedrag per week per geconstateerde overtreding.
De Afdeling overweegt dat het college hiermee de te verbeuren dwangsommen niet
heeft vastgesteld op een bedrag per week dat de overtreding voortduurt. De
formulering duidt volgens de Afdeling op een bedrag per overtreding, waarbij
geldt dat hooguit één keer per week een dwangsom wordt verbeurd.
In een eerdere zaak overwoog de Afdeling anders. Aan een
last was in dat geval een dwangsom verbonden van € 5.000,-- per constatering,
met een submaximum van € 5.000,-- per week, met een maximum van € 25.000,00 (ECLI:NL:RVS:2013:BZ1261).
De Afdeling stelde deze dwangsom juist gelijk met een bedrag per tijdseenheid
(week) waarin de last niet is uitgevoerd, omdat de hoogte van de dwangsom per
constatering gelijk is aan het submaximum per week.
Het is onduidelijk waarom de Afdeling nu een andere mening lijkt
toegedaan.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten