ABRvS, 8 oktober 2014. Het college van B en W van Leiden vorderde een verbeurde dwangsom van € 30.000,-- in. De overtreder stelde in de procedure tegen de invorderingsbeschikking dat de bevoegdheid tot invordering inmiddels was verjaard. Het college verweerde zich door te stellen dat het de verjaring tijdig had gestuit doordat het een aanmaning had verstuurd. De overtreder betoogde dat de aanmaning niet als een aanmaning als bedoeld in artikel 4:112 Awb kon worden beschouwd omdat een betalingstermijn van acht dagen in plaats van twee weken was gegeven.
Hoe zat het ook al weer?
De bevoegdheid tot invordering verjaart na verloop van een jaar vanaf het moment dat de dwangsom is verbeurd. De verjaring kan worden gestuit of verlengd. Artikel 4:106 Awb bepaalt dat de verjaring kan worden gestuit door middel van een aanmaning als bedoeld in artikel 4:112 Awb. Het eerste lid van artikel 4:112 Awb bepaalt dat het bestuursorgaan de schuldenaar die in verzuim is met de betaling van de verbeurde dwangsom aanmaant tot betaling binnen twee weken. Pas als na verloop van die twee weken niet is betaald, ontstaat de bevoegdheid om een dwangbevel uit te vaardigen (artikel 4:117 lid 1 Awb).
Onder het oude recht gold dat, analoog aan artikel 3:317 lid 1 BW, elke aanmaning of schriftelijke mededeling waarin het bestuursorgaan zich ondubbelzinnig het recht op betaling voorbehield, de verjaring stuitte. De wetgever heeft daarmee bewust gebroken bij de invoering van de vierde tranche. Een aanmaning of een schriftelijke mededeling van de kant van het bestuursorgaan heeft geen stuitende werking. Alleen een aanmaning "als bedoeld in artikel 4:112" kan de verjaring kan stuiten, zo bepaalt artikel 4:106 Awb. Een aanmaning "als bedoeld in artikel 4:112" is de eerste aanmaning. Na de eerste aanmaning mag wel een volgende aanmaning worden gestuurd, maar deze volgende aanmaning heeft dus geen stuitende werking omdat het geen aanmaning als bedoeld in artikel 4:112 Awb is.
Het betoog van de overtreder roept de vraag of een aanmaning die niet precies voldoet aan de vereisten van artikel 4:112 Awb daarmee niet meer is te beschouwen als een aanmaning als bedoeld in artikel 4:112 Awb.
De rechtbank Zeeland-West-Brabant had in een eerdere uitspraak al eens uitgemaakt dat het feit dat in een aanmaning de vermelding als bedoeld in artikel 4:112 lid 3 Awb ontbrak, niet betekende dat de aanmaning geen stuitende werking heeft. Artikel 4:112 lid 3 Awb bepaalt dat de aanmaning moet vermelden dat bij niet tijdige betaling de betaling kan worden afgedwongen door op kosten van de schuldenaar uit te voeren invorderingsmaatregelen.
Zoals gezegd bepaalt artikel 4:112 lid 1 Awb dat het bestuursorgaan aanmaant tot betaling binnen twee weken. De in dit geval verzonden aanmaning voldeed hier niet aan omdat een betalingstermijn van acht dagen was gegeven. De Afdeling oordeelt echter dat dat niet maakt dat de aanmaning niet meer als een aanmaning als bedoeld in artikel 4:112 Awb kan worden beschouwd.
ECLI:NL:RVS:2014:3603
Geen opmerkingen:
Een reactie posten