woensdag 2 mei 2012

Toetsingskader invorderingsbeschikking

ABRvS, 2 mei 2012. Het college van B en W van 's-Hertogenbosch had een last onder dwangsom opgelegd aan iemand die in strijd met artikel 40 Woningwet (oud) een opening in de binnenmuur van een zijgevel had gemaakt. De last luidde dat de situatie in de oude toestand moest worden hersteld. Het maximumbedrag aan te verbeuren dwangsommen bedroeg € 50.000,--.

Tegen de last onder dwangsom was geen bezwaar gemaakt. Het college stelde zich op het standpunt dat niet aan de last was voldaan en dat daarom de dwangsommen tot het maximumbedrag waren verbeurd. De opening was weliswaar dichtgemaakt, maar met een luik dat daar nooit had gezeten. Het college besloot tot invordering van de verbeurde dwangsommen over te gaan en tegen die beschikking werd wel bezwaar gemaakt. Het bezwaar en het beroep werden ongegrond verklaard, waarna de overtreder hoger beroep instelde.

De Afdeling maakt allereerst heel duidelijk dat het dwangsombesluit niet ter discussie kan staan in de procedure tegen de invorderingsbeschikking. Dat betekent dat in die procedure vaststaat dat de last terecht is opgelegd en dat de hoogte van de dwangsom voldoet aan de eis van 5:32b lid 3 Awb.

De overtreder voert vervolgens diverse omstandigheden aan, die in zijn ogen dermate bijzonder zijn dat het college van invordering had moeten afzien. Zo voert hij aan dat hij de last onder dwangsom door een onjuiste verzending later heeft ontvangen, waardoor hij de facto een kortere begunstigingstermijn heeft gehad. De Afdeling is niet onder de indruk en overweegt dat de overtreder dan maar had moeten vragen om verlenging van de begunstigingstermijn. Ook voert de overtreder aan dat hij niet in staat is om de dwangsommen te betalen. Daarop overweegt de Afdeling dat dit argument niet kan slagen, "reeds nu zij dat niet aannemelijk heeft gemaakt". Een dergelijke overweging roept toch de vraag op wat de Afdeling zou hebben geoordeeld als de overtreder wel aannemelijk had gemaakt dat hij niet in staat was om de dwangsommen te betalen. Betalingsonmacht leidt er niet toe dat het bestuursorgaan zonder meer van invordering moet afzien, maar de Afdeling lijkt toch ook niet helemaal uit te sluiten dat dit onder bepaalde omstandigheden wel het geval kan zijn.

Ondanks het feit dat, gelet op de zo op het eerste oog relatief geringe ernst van de overtreding, een dwangsom van € 50.000,-- fors lijkt, laat de Afdeling zich niet vermurwen. De Afdeling komt tot het eindoordeel dat het college in redelijkheid tot invordering van de verbeurde dwangsommen heeft mogen overgaan. 
LJN: BW4556 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten