dinsdag 19 juni 2012

Minimumeisen constatering overtreding last

ABRvS, 13 juni 2012. De Afdeling heeft in deze uitspraak enkele belangwekkende overwegingen gegeven met betrekking tot de vraag waaraan de onderbouwing van een invorderingsbesluit - en dan met name de onderbouwing van de constatering dat de last is overtreden - moet voldoen.

Aanleiding voor de uitspraak was een last onder dwangsom die het college van GS van Groningen had opgelegd aan het bedrijf North Refinery wegens overtreding van het vergunningvoorschrift dat de geur van de inrichting op een afstand van 100 meter buiten de inrichting niet meer waarneembaar mag zijn. Indien de geur toch waargenomen zou worden, diende de vergunninghouder in overleg met het bevoegd gezag doeltreffende maatregelen te nemen.

De last luidde dat North Refinery doeltreffende maatregelen diende te nemen opdat de geur niet meer op een afstand van meer dan 100 meter buiten de inrichting waarneembaar zou zijn. In beroep staat niet ter discussie dat sprake is van een overtreding. De discussie spitst zich toe op de lengte van de begunstigingstermijn, maar die wordt door de Afdeling in orde bevonden.

Het college van GS had geconstateerd dat de last niet was nageleefd en had hangende beroep een besluit tot invordering van verbeurde dwangsommen genomen. North Refinery had tegen dit besluit bezwaar gemaakt en het college had op dit bezwaar beslist. De Afdeling komt tot het oordeel dat deze beslissing op bezwaar is genomen in strijd met de wet omdat het beroep op grond van artikel 5:39 lid 1 Awb zich mede uitstrekt tot het invorderingsbesluit. Het college had het bezwaar moeten doorsturen aan de Afdeling. De Afdeling vernietigt daarom de beslissing op bezwaar en doet uitspraak op het beroep tegen het invorderingsbesluit.

North Refinery betwistte dat het de last had overtreden. Zij betwistte dat op de data waarop de toezichthouders hun bevindingen hadden gedaan op een afstand van meer dan 100 meter van de inrichting een oliegeur waargenomen was. Subsidiair stelde Nort Refinery dat op het industrieterrein nog meer inrichtingen met een oliegeur aanwezig waren, zodat, zo er al een oliegeur waargenomen was, niet vast kon staan dat de oliegeur van haar inrichting afkomstig was.

Het college van GS betoogde dat voldoende duidelijk was dat de last was overtreden omdat de geur was waargenomen door deskundige medewerkers die in staat waren om te beoordelen of de geur al dan niet afkomstig was van North Refinery.

Naar aanleiding van dit geschil besteedt de Afdeling enkele algemene overwegingen met betrekking tot de vraag waaraan de onderbouwing van een invorderingsbesluit - specifiek, de constatering dat de last is overtreden - moet voldoen. Deze overwegingen zijn van groot belang en luiden als volgt:
"Aan een invorderingsbesluit dient naar het oordeel van de Afdeling een deugdelijke en controleerbare vaststelling van relevante feiten en omstandigheden ten grondslag te liggen. Dit brengt met zich dat de waarneming van feiten en omstandigheden die leiden tot verbeurte van een dwangsom dient te worden gedaan door een terzake deskundige medewerker van het bevoegd gezag en dat bevindingen op schrift worden gesteld. Het geschrift dient in beginsel ten minste te bevatten de plaats, het tijdstip en de datum van de waarneming, een inzichtelijke beschrijving van de gehanteerde werkwijze en een inzichtelijke beschrijving van hetgeen is waargenomen. Dit geschrift dient voorts te zijn voorzien van een ondertekening door de opsteller en een dagtekening."
In de uitwerking pakt dit slecht uit voor het college van GS. Een aantal waarnemingen was niet op schrift gesteld en reeds daarom komt de Afdeling tot het oordeel dat het college niet heeft kunnen vaststellen dat op die data de last werd overtreden. 

Van een aantal andere waarnemingen was een verslag opgesteld, waarin was vermeld op welke datum, tijd en plaats de waarnemingen waren gedaan. Daarbij waren ook de weersomstandigheden vermeld en was vermeld dat de geur afkomstig was van North Refinery. De Afdeling overweegt dat de verslagen niet zijn ondertekend, dat één van de verslagen geen dagtekening vermeldt en dat in de verslagen niet wordt toegelicht hoe de betreffende toezichthouder tot de conclusie is gekomen dat de geur afkomstig is van North Refinery.

De Afdeling concludeert dat de verslagen daarom niet voldoen aan de minimumeisen en dat het college daarom niet tot de conclusie heeft kunnen komen dat de last op die dagen is overtreden. 
LJN: BW8183 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten