woensdag 14 december 2011

Handhaving growshop weer mislukt

Vz. Rechtbank Zwolle, 1 december 2011. Eerder heb ik aandacht besteed aan een uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank 's-Hertogenbosch over de handhaving van het in de betrokken APV neergelegde verbod om zonder vergunning een coffeeshop te exploiteren. Ik constateerde toen dat de bestuurlijke aanpak van growshops tot nu toe weinig succesvol was. De uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zwolle onderstreept die constatering.

De voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Hertogenbosch oordeelde dat het verbod in de APV onvoldoende bepaald was en daardoor in strijd met de rechtszekerheid omdat onvoldoende duidelijk was wat onder 'growshop' moest worden verstaan. In dit geval had de burgemeester van Almere in een beleidsregel een nadere invulling gegeven van wat onder growshop verstaan diende te worden. Volgens die invulling moest onder 'growshop' worden verstaan: 
"een voor publiek toegankelijke ruimte waarin bedrijfsmatig, in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was of anders dan om niet, substanties, voorwerpen of gegevens, die gebruikt kunnen worden voor de teelt van hennep, worden bereid, bewerkt, verwerkt, te koop worden aangeboden, verkocht, afgeleverd, verstrekt, vervaardigd of voorhanden zijn, waarvan de exploitant onder artikel 2:23 sub b van de Algemene Plaatselijke Verordening of de leidinggevende onder artikel 2:23 sub c onder 1, 2, 3 of het verantwoordelijke bestuursorgaan ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van één of meer in de Opiumwet strafbaar gestelde feiten."

Met deze invulling is voor de verzoeker en de voorzieningenrechter het begrip 'growshop' kennelijk wel voldoende bepaald, nu daar in de uitspraak verder niet op wordt ingegaan.

De voorzieningenrechter komt echter op feitelijke gronden tot het oordeel dat de burgemeester onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat een 'growshop' wordt geëxploiteerd. Onvoldoende aannemelijk was dat de ruimte voor het publiek toegankelijk was. De verzoeker had betoogd dat alleen aan bedrijven werd geleverd en niet aan particulieren. Verder vond de voorzieningenrechter onvoldoende aannemelijk dat de geleverde producten specifiek waren bedoeld voor de illegale teelt van hennep.
LJN: BU6542  

Geen opmerkingen:

Een reactie posten