donderdag 13 december 2012

De wondere wereld van artikel 5:39 Awb

ABRvS, 12 december 2012. Artikel 5:39 lid 1 Awb bepaalt dat een bezwaar, beroep of hoger beroep tegen een last onder dwangsom mede betrekking heeft op een beschikking omtrent de invordering van de dwangsom, voor zover deze wordt betwist.

In de zaak die leidde tot de uitspraak van de Afdeling van 12 december 2012, had het bestuursorgaan een last onder dwangsom opgelegd. Tegen dat besluit was bezwaar gemaakt. Vervolgens had het bestuursorgaan geconstateerd dat de last niet was uitgevoerd en had het besloten om tot invordering van de verbeurde dwangsom over te gaan. Dat besluit werd genomen hangende het bezwaar tegen de last onder dwangsom. De overtreder maakte pro forma bezwaar tegen de invorderingsbeschikking en het bestuursorgaan gaf hem een termijn voor het aanvullen van de gronden. Voor het verstrijken van die termijn besliste het bestuursorgaan op het bezwaar tegen de last onder dwangsom. Tegen die beslissing stelde de overtreder beroep in bij de rechtbank, waarop het bestuursorgaan het bezwaarschrift tegen de invorderingsbeschikking doorstuurde aan de rechtbank.

De Afdeling oordeelt dat het bestuursorgaan dit terecht had gedaan omdat het niet langer bevoegd was te beslissen op bezwaar, nu er beroep aanhangig was tegen de last onder dwangsom bij de rechtbank. De Afdeling verwijst daarbij naar haar uitspraak van 4 april 2012. In die zaak was echter bezwaar gemaakt tegen de invorderingsbeschikking nadat beroep was ingesteld tegen de beslissing op het bezwaar tegen de last onder dwangsom. Dat lijkt mij toch wel een wezenlijk verschil.

Uit de tekst van artikel 5:39 lid 1 Awb volgt dat het bezwaar tegen de last onder dwangsom mede betrekking heeft op de invorderingsbeschikking. Dat impliceert dat het bestuursorgaan in dat geval tegelijkertijd moet beslissen op het bezwaar tegen de last onder dwangsom en op het bezwaar tegen de invorderingsbeschikking.
LJN: BY5865

 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten