woensdag 15 mei 2013

Voorlopige voorziening tegen kostenbeschikking; spoedeisend belang

Vzgr. Rechtbank Gelderland, 26 april 2013. Het dagelijks bestuur van het waterschap Rivierenland had, wegens een illegale lozing, spoedeisende bestuursdwang toegepast voor rekening van de overtreder. Het had vervolgens conservatoir beslag laten leggen voor het verhaal van de kosten. Daarna had het de hoogte van de kosten van bestuursdwang bij beschikking vastgesteld en een dwangbevel tot invordering uitgevaardigd. 

Het bestuur had aan de overtreder toegezegd niet eerder tot executie van het dwangbevel te zullen overgaan dan twee weken na de verzending van de beslissing op het bezwaar tegen de bestuursdwangbeschikking en de kostenbeschikking. Na verzending van de beslissing op bezwaar, stelde de overtreder beroep in en verzocht hij de voorzieningenrechter een voorlopige voorziening te treffen. De vraag rees of de overtreder wel een belang had bij het treffen van een voorlopige voorziening. De bestuursdwang was immers al toegepast. 

Een vergelijking dringt zich op met de uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Breda van 21 april 2011 in de Chemie Pack-zaak. Ook in die zaak werd een verzoek voorlopige voorziening ingediend op het moment dat reeds bestuursdwang was toegepast. De voorzieningenrechter oordeelde in die zaak dat Chemie Pack desalniettemin een belang had bij het treffen van een voorlopige voorziening omdat de schorsing van het bestuursdwangbesluit een belemmering zou kunnen opleveren voor het nemen van een kostenbeschikking en dat dat weer een rol zou kunnen spelen in de procedure tot opheffing van de conservatoire beslagen die in opdracht van het waterschap ten laste van Chemie Pack waren gelegd.  

Er is ook een belangrijk verschil met de zaak Chemie Pack. In dit geval was al een kostenbeschikking genomen. Sterker nog, er was ook al een dwangbevel uitgevaardigd. Restte de overtreder gewoonweg niet anders dan het aanhangig maken van een executiegeschil? Een vrij principiĆ«le vraag.  

De voorzieningenrechter vindt van niet en overweegt:
"Echter, in deze procedure kan wel een voorlopig oordeel worden gegeven over de rechtmatigheid van de kostenbeschikkingen en daarmee over de rechtmatigheid van de aan de executie ten grondslag liggende vordering, waarvan enige betekenis bij een daartoe te voeren executiegeschil bij de civiele rechter niet kan worden ontzegd. In zoverre acht de voorzieningenrechter enig belang niet op voorhand uitgesloten." 
Het belang is dus uitsluitend gelegen in het feit dat aan het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter enige betekenis bij een daartoe te voeren executiegeschil bij de civiele rechter niet kan worden ontzegd. Een flinterdun belang. 

Wellicht dat de voorzieningenrechter aansluiting heeft willen zoeken bij de jurisprudentie van de Voorzitter van de Afdeling met betrekking tot invorderingsbeschikkingen. De voorzitter neemt een spoedeisend belang aan bij het treffen van een voorlopige voorziening tegen een invorderingsbeschikking als de overtreder aannemelijk maakt dat hij als gevolg van de invordering in zijn voortbestaan wordt bedreigd of ernstig in zijn bedrijfsuitoefening wordt belemmerd. Daaruit volgt automatisch dat de voorzitter een belang aanwezig acht bij het treffen van een voorlopige voorziening tegen een invorderingsbeschikking. Het lijkt dan logisch om ook een belang aanwezig te achten bij het treffen van een voorlopige voorziening tegen de kostenbeschikking. Feit is echter dat, voor zover mij bekend, alle uitspraken van de voorzitter van de Afdeling inzake verzoeken tot het treffen van een voorlopige voorziening zijn gedaan voordat het dwangbevel tot invordering van de verbeurde dwangsommen was betekend.  

De voorzieningenrechter wijst het verzoek overigens wel af omdat hij het niet aannemelijk acht dat de overtreder door de executie in zijn voortbestaan wordt bedreigd of ernstig in zijn bedrijfsuitoefening wordt belemmerd.
LJN: BZ9669

Geen opmerkingen:

Een reactie posten