donderdag 9 december 2010

Handhaving onevenredig in verhouding tot de daarmee te dienen belangen

ABRvS, 8 december 2010. Het college van B en W van Hardenberg had een last onder dwangsom opgelegd wegens overtreding van artikel 8.1 Wm (oud). De inrichting was in werking in afwijking van de milieuvergunning. Inmiddels was een revisievergunning verleend, maar deze was nog niet in werking getreden omdat de eveneens benodigde bouwvergunning nog niet was verleend. Het college liet in de last aan de overtreder de keuze om de inrichting in overeenstemming te brengen met ofwel de geldende vergunning ofwel de revisievergunning.

Door de inrichting in werking te brengen met de (nog niet in werking getreden) revisievergunning werd de overtreding niet ongedaan gemaakt. Desalniettemin kon het besluit rekenen op de goedkeuring van de Afdeling. Zij overwoog dat het besluit aldus uitgelegd moest worden dat het college van handhaving zou afzien als de overtreder binnen de begunstigingstermijn de inrichting in werking zou brengen met de revisievergunning. Dat vond de Afdeling redelijk. De revisievergunning had mede betrekking op een nieuw luchtwassysteem dat een aanzienlijke reductie van geur- en amomoniakemissie met zich meebracht. Handhaving van de oude vergunning zou naar het oordeel van de Afdeling zodanig onevenredig zijn dat het college van handhaving zou mogen afzien.
http://bit.ly/eoSxoj

Geen opmerkingen:

Een reactie posten