donderdag 2 december 2010

Schorsing besluit tot sluiting inrichting

Voorzitter ABRvS, 2 december 2010. Wegens het herhaaldelijk niet naleven van de voorschriften van de milieuvergunning hadden GS van Overijssel op grond van artikel 18.12 Wet milieubeheer besloten tot het intrekken van de milieuvergunning en het opleggen van een last onder bestuursdwang tot beƫindiging van de activiteiten van de inrichting met een begunstigingstermijn van bijna vier maanden. Het bezwaar tegen dit besluit werd ongegrond verklaard en daartegen diende de overtreder een verzoek voorlopige voorziening in. De Voorzitter wijst dit verzoek toe omdat hij de belangen van de overtreder zwaarder vindt wegen dan de belangen van handhaving. Bovendien zou de hoofdzaak al over twee maanden dienen.

De belangen van de overtreder zijn uiteraard gelegen in de continuering van het bedrijf en het kunnen nakomen van lopende contracten. Daartegenover staan, volgens de voorzitter, de milieubelangen. Naar het oordeel van de voorzitter kunnen GS alleen gebruik maken van hun bevoegdheid op grond van artikel 18.12 Wm als zij aannemelijk maken dat aanmerkelijke schade voor de milieubelangen dreigt, zodanig dat de activiteiten van de inrichting onmiddellijk moeten worden stopgezet. De voorzitter vond dat GS dat onvoldoende aannemelijk hadden gemaakt en schorste daarop de beslissing op bezwaar (het primaire besluit werd niet geschorst!). 

Uit deze uitspraak volgt dus dat het handhavingsinstrument van artikel 18.12 Wm (tegenwoordig: artikel 5.19 lid 1 Wabo) alleen mag worden gebruikt als er bij voortzetting van de activiteiten een aanmerkelijke schade voor de milieubelangen dreigt. Klik op onderstaande link voor de uitspraak.
http://bit.ly/f8M6h7

Geen opmerkingen:

Een reactie posten