De Afdeling oordeelde:
"[appellante] heeft aldus aannemelijk gemaakt dat de woonruimten in zo slechte staat verkeren, dat zij het in verband daarmee niet in haar macht heeft om aan de haar opgelegde lasten te voldoen. Het college had hierin aanleiding moeten zien om van het opleggen ervan af te zien."Deze overweging van de Afdeling blinkt niet uit in duidelijkheid. Het feit dat een overtreder het niet in zijn macht heeft aan de last onder dwangsom te voldoen, staat inderdaad in de weg aan het opleggen van een last onder dwangsom. Niemand kan immers op straffe van verbeurte van een dwangsom worden gelast tot het presteren van het onmogelijke. Dat betekent echter niet dat het bestuursorgaan van handhaving moet afzien. Het bestuursorgaan zal, als het geen last onder dwangsom kan opleggen omdat de overtreder het niet in zijn macht heeft een einde aan de overtreding te maken, moeten kiezen voor het opleggen van een last onder bestuursdwang. In dit geval zou het overigens niet eenvoudig geweest zijn om deze specifieke overtreding door middel van het opleggen van een last onder bestuursdwang ongedaan te maken.
Voorts rijst de vraag of het in dit geval onmogelijk is om aan de last te voldoen of dat het onmogelijk is om binnen vier maanden aan de last te voldoen. Als dat laatste het geval is, dan moet de conclusie zijn dat de begunstigingstermijn te kort is.
http://bit.ly/hxjrmo
Geen opmerkingen:
Een reactie posten