woensdag 19 januari 2011

Geen begunstigingstermijn bij last gericht op voorkomen herhaling overtreding

ABRvS, 19 januari 2011. Artikel 5:32a lid 2 Awb bepaalt dat het bestuursorgaan bij het opleggen van een last onder dwangsom bij het ongedaan maken van een overtreding of het voorkomen van verdere overtreding, een termijn moet stellen "gedurende welke de overtreder de last kan uitvoeren zonder dat een dwangsom wordt verbeurd". Die termijn wordt aangeduid als begunstigingstermijn.

Naar de letter van de bepaling moet een dergelijke termijn ook worden gegeven bij een last die gericht is op het voorkomen van een herhaling van een overtreding. Een dergelijke last houdt doorgaans in om iets niet te doen. Het is niet logisch om voor het uitvoeren van zo'n last een begunstigingstermijn te stellen. De Afdeling heeft daarom onder het oude recht al eens uitgemaakt dat, behoudens bijzondere omstandigheden, in dergelijke gevallen geen begunstigingstermijn hoeft te worden gegeven (ABRvS 24 oktober 2001, AB 2000/147). Uit de uitspraak van 19 januari 2011 blijkt dat de Afdeling deze lijn voortzet.

Het bevoegd gezag had hangende het beroep ook een beschikking tot invordering van verbeurde dwangsommen genomen. Op grond van artikel 5:39 lid 1 Awb heeft het beroep tegen de last onder dwangsom tevens betrekking op de invorderingsbeschikking, "voor zover de belanghebbende deze beschikking betwist". Deze betwisting is vormvrij en niet aan een termijn gebonden. In casu had de overtreder niet betwist dat er geen dwangsommen verbeurd waren, maar had hij opgemerkt dat ook de invorderingsbeschikking moest worden vernietigd als de Afdeling het besluit tot het opleggen van de last onder dwangsom zou vernietigen. De Afdeling oordeelt dat het beroep, ook voor zover het is gericht tegen de invorderingsbeschikking, ongegrond is. Daaruit kan worden afgeleid dat de enkele mededeling dat de invorderingsbeschikking moet worden vernietigd als de last onder dwangsom wordt vernietigd, kennelijk voldoende is om als betwisting te gelden.
LJN: BP1330

3 opmerkingen:

  1. Het artikel stelt dat naar de letter van de bepaling van artikel 5:32a lid 2 Awb ook een begunstigingstermijn moet worden gegeven bij een last die gericht is op het voorkomen van een herhaling van een overtreding. Dit is niet correct en volgt ook niet uit de uitspraak van de Afdeling. Uit artikel 5:32a lid 2 volgt juist dat voor een dergelijke last geen begunstigingstermijn behoeft te worden opgenomen. Voorkomen van herhaling van een overtreding wordt immers niet genoemd in de bepaling.

    BeantwoordenVerwijderen
  2. De reactie van CH juridisch advies gaat ervan uit dat het voorkomen van verdere overtreding iets anders is dan het voorkomen van herhaling van een overtreding. Dat is volgens mij niet zo. De definitie in artikel 5:2 lid 1 sub b Awb van het begrip "herstelsanctie" spreekt alleen over het voorkomen van herhaling van een overtreding. Dat duidt erop dat de wetgever met "verdere overtreding" niet iets anders heeft bedoeld. Dit maakt overigens nogmaals duidelijk dat de wetgever bij de vierde tranche erg slordig is geweest in de formulering.

    BeantwoordenVerwijderen
  3. Dat de wetgever bij de vierde tranche duidelijker had mogen formuleren onderschrijf ik uiteraard. Toch bestaat er een onderscheid tussen het voorkomen van verdere overtreding en herhaling van een overtreding. In de eerste plaats wijs ik daarbij op artikel 5:32 lid 2 Awb zoals dat gold voor de vierde tranche. In die bepaling werden de drie mogelijke strekkingen van de last onder dwangsom opgesomd (ongedaan maken, verdere overtreding en herhaling).

    Verder is de memorie van toelichting bij het huidige artikel 5:32 Awb relevant. Hierin wordt het onderscheid namelijk nog eens benoemd:

    "Het huidige tweede lid van artikel 5:32 kan vervallen. Het bepaalt dat een last onder dwangsom ertoe strekt de overtreding ongedaan te maken, dan wel verdere overtreding of herhaling van de overtreding te voorkomen. Eén en ander volgt reeds uit de algemene definitie van herstelsanctie (artikel 5.0.2 [5:2], onderdeel b), in samenhang met de definitie van last onder dwangsom (artikel 5:31d)."

    In de toelichting bij het huidige artikel 5:32a staat nog het volgende dat nog eens benadrukt dat er wel degelijk onderscheid bestaat:

    "Voor alle duidelijkheid zij nog opgemerkt dat bij een last onder dwangsom die strekt tot het voorkomen van herhaling uit de aard der zaak geen termijn behoeft te worden gegund (vgl. ook ABRvS 24 oktober 2001, AB 2002, 47)."

    In mijn beleving zijn er dus drie soorten. Aan de ene kant de last die strekt tot het ongedaan maken van een overtreding of het voorkomen van verdere overtreding. Hierbij moet de overtreder binnen bepaalde termijn actief iets doen of nalaten omdat de overtreding nog plaatsvindt. Aan de andere kant de last die strekt tot het voorkomen van herhaling van een overtreding. In het laatste geval is een overtreding inmiddels beeindigd en hoeft de overtreder iets alleen nog maar (passief d.w.z. dus niet beeindigen o.i.d.) na te laten. Juist omdat de overtreder in dit geval niets hoeft te doen, in tegenstelling tot bij een last die strekt tot het voorkomen van verdere overtreding, is een begunstigingstermijn flauwekul en dus niet nodig.

    Overigens de complimenten voor deze blog. Goede layout en goede inhoud over het blijvend interessante onderwerp bestuurlijke handhaving.






    Overigens de complimenten voor deze blog. Goede layout en goede inhoud over het blijvend interessante onderwerp bestuurlijke handhaving.

    BeantwoordenVerwijderen