woensdag 10 augustus 2011

Handhaving zorgplicht

ABRvS 10 augustus 2011. Op 17 juni 2011 heeft de rechtbank 's-Hertogenbosch (LJN: BQ9980) zich uitgesproken over de vraag wanneer de zorgplichtbepaling van artikel 2.1 lid 1 van het Activiteitenbesluit gehandhaafd kan worden. Nog geen twee maanden later doet ook de Afdeling hierover een belangrijke uitspraak.

Artikel 2.1 lid 1 van het Activiteitenbesluit bepaalt:
"Degene die een inrichting drijft en weet of redelijkerwijs had kunnen weten dat door het in werking zijn dan wel het al dan niet tijdelijk buiten werking stellen van de inrichting nadelige gevolgen voor het milieu ontstaan of kunnen ontstaan, die niet of onvoldoende worden voorkomen of beperkt door naleving van de bij of krachtens dit besluit gestelde regels, voorkomt die gevolgen of beperkt die voor zover voorkomen niet mogelijk is en voor zover dit redelijkerwijs van hem kan worden gevergd."
Het dagelijks bestuur van het waterschap Brabantse Delta was van mening dat het bedrijf CARU deze zorgplicht schond omdat verontreinigd afstromend hemelwater vanuit de inrichting van CARU werd geloosd. Het ging hier om hemelwater dat werd verontreinigd door de werkzaamheden die binnen de inrichting plaatsvonden (lassen, slijpen, schuren, etc.). Daarom had het dagelijks bestuur aan CARU de last onder dwangsom opgelegd om overtreding van artikel 2.1 lid 1 van het Activiteitenbesluit achterwege te laten.

De Afdeling beantwoordt de volgende drie vragen:
1. Is de zorgplicht van toepassing?
2. Wanneer kan handhavend worden opgetreden tegen schending van de zorgplicht?
3. Welke eisen worden gesteld aan de formulering van de last om de zorgplicht na te leven?

Ad 1. Is de zorgplicht van toepassing?
De Afdeling overweegt dat met de zinsnede "die niet of onvoldoende worden voorkomen of beperkt door naleving van de bij of krachtens dit besluit gestelde regels" de wetgever in artikel 2.1 lid 1 tot uitdrukking heeft gebracht dat overtreding van de zorgplicht uitsluitend aan de orde is in gevallen die door het Activiteitenbesluit niet uitputtend worden geregeld. Dit concrete geval wordt volgens de de Afdeling niet uitputtend geregeld in het Activiteitenbesluit.

Ad 2. Wanneer kan handhavend worden opgetreden tegen schending van de zorgplicht?
De Afdeling overweegt dat de eis van rechtszekerheid meebrengt dat de zorgplicht geldt voor de drijvers van inrichtingen en dat deze drijvers slechts kunnen worden aangesproken op naleving van de zorgplicht, voor zover zij vooraf kunnen weten dat hun handelen of nalaten ermee in strijd is. Dit geldt te meer, zo overweegt de Afdeling, nu overtreding van de zorgplicht niet alleen een bestuursrechtelijke overtreding inhoudt, maar op grond van de Wet op de economische delicten ook een strafrechtelijk te vervolgen overtreding of misdrijf.

De Afdeling overweegt vervolgens dat het Activiteitenbesluit niet in alle gevallen een eenduidig antwoord bevat op de vraag wanneer in een concreet geval exact de zorgplicht wordt geschonden. Daarom vindt de Afdeling dat de zorgplicht alleen kan worden gehandhaafd wanneer het handelen of nalaten van de drijver van de inrichting onmiskenbaar in strijd is met de zorgplicht.

Het dagelijks bestuur had in dit geval de concentraties zware metalen in het afstromend hemelwater getoetst aan de tabel "Criteria voor de lozing van 'niet-verontreinigd' water". Deze tabel uit 2001 was als bijlage gevoegd bij de beleidsnotitie WVO-vergunningenbeleid. De Afdeling overweegt dat de tabel niet zaligmakend is, maar dat in dit geval het dagelijks bestuur voldoende aannemelijk had gemaakt dat het lozen van het afstromend hemelwater onmiskenbaar in strijd is met de zorgplicht.

Ad 3. Welke eisen worden gesteld aan de formulering van de last om de zorgplicht na te leven?
De Afdeling stelt voorop dat volgens vaste jurisprudentie de last zodanig duidelijk en concreet geformuleerd moet zijn dat degene tot wie de last is gericht niet in het duister hoeft te tasten omtrent hetgeen gedaan of nagelaten moet worden om toepassing van de aangekondigde dwangmaatregelen te voorkomen. De in dit geval opgelegde last luidde om de zorgplicht na te leven. De Afdeling oordeelt dat, gelet op alle onduidelijkheid over de precieze inhoud van de zorgplicht, de last voor CARU onvoldoende duidelijk is en daardoor in strijd met de rechtszekerheid.
LJN: BR4631

Geen opmerkingen:

Een reactie posten