woensdag 10 augustus 2011

Huisverbod terecht opgelegd

ABRvS, 10 augustus 2011. De burgemeester van Olst-Wijhe had op grond van artikel 2 lid 1 van de Wet tijdelijk huisverbod een huisverbod opgelegd. Aan dit besluit had de burgemeester onder andere ten grondslag gelegd dat de betrokkene zijn huisgenoot had mishandeld. De rechtbank overwoog dat de betrokkene dit had ontkend en hiervoor ook niet strafrechtelijk was vervolgd, zodat de burgemeester ten onrechte van zijn bevoegdheid gebruik had gemaakt.

De Afdeling komt tot een andere afweging van de feiten en overweegt het volgende ten aanzien van het argument dat de betrokkene de mishandeling had miskend en hiervoor niet is vervolgd:
"Dat [wederpartij] de gedragingen heeft ontkend en dat de verdenking van [wederpartij] ter zake van mishandeling niet heeft geleid tot strafrechtelijke vervolging, betekent, anders dan de rechtbank heeft overwogen, niet dat de burgemeester reeds om die reden diende af te zien van het opleggen van het huisverbod. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 30 maart 2011 in zaak nr. 201008055/1/H3) is voor de oplegging van een huisverbod niet vereist dat wordt vastgesteld of aannemelijk is dat strafbare feiten zijn gepleegd. Het huisverbod heeft blijkens de geschiedenis van de totstandkoming van de Wth tot doel de preventie van strafbare feiten in de vorm van huiselijk geweld en het beschermen van de rechten en vrijheden van anderen. Meer specifiek wordt met het huisverbod beoogd de gezondheid en de lichamelijke integriteit van de betrokkenen ook te kunnen beschermen in crisissituaties waarin nog geen sprake is van strafbare feiten (Kamerstukken II 2005/06, 30 657, nr. 3, blz. 7)."
LJN: BR4632 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten