zaterdag 18 juni 2011

Vierde tranche van toepassing, verzet niet-ontvankelijk

Rechtbank Rotterdam, 15 juni 2011. De rechtbank Rotterdam heeft geoordeeld dat het verzet tegen een dwangbevel dat onder het huidige recht was uitgevaardigd niet-ontvankelijk is.

Onder het oude recht kon de overtreder verzet instellen tegen een dwangbevel tot invordering van verbeurde dwangsommen. Onder het huidige recht kan hij tegen een dwangbevel een executiegeschil aanhangig maken op de voet van artikel 438 Rv. De omvang van het executiegeschil is aanzienlijk beperkter dan de omvang van een verzetprocedure omdat de overtreder in een executiegeschil niet meer kan aanvechten dat de dwangsommen zijn verbeurd. Dat moet hij doen in een bestuursrechtelijke procedure tegen de invorderingsbeschikking.  

In de zaak die leidde tot deze uitspraak had de overtreder verzet ingesteld tegen een dwangbevel dat onder het huidige recht was uitgevaardigd.

De rechtbank oordeelt dat het huidige recht van toepassing is en dat dus geen verzet openstaat tegen het dwangbevel. Het aanhangig maken van een verzetprocedure of executiegeschil gebeurt echter op dezelfde manier, door dagvaarding van de rechtspersoon waartoe het bestuursorgaan behoort. Zou het verzet dan niet als een executiegeschil kunnen worden aangemerkt? De rechtbank oordeelt dat niet gesteld of gebleken is dat het verzet als executiegeschil aangemerkt moet worden en verklaart de overtreder niet-ontvankelijk in zijn verzet.
LJN: BQ8138 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten