donderdag 2 februari 2012

Strafrechtelijk bewijs in het bestuursrecht

ABRvS, 1 februari 2012. De burgemeester van Venlo had met toepassing van artikel 13b lid 1 Opiumwet gelast dat een woning voor een jaar werd gesloten omdat geconstateerd was dat in de woning cocaïne en heroïne was verkocht. 

De burgemeester ontleende dat bewijs dat in het kader van de strafzaak was vergaard. De overtreder betoogde dat dit bewijs niet gebruikt kon worden omdat de strafzaak was geseponeerd. De Afdeling verwerpt dat verweer en overweegt:
"Uit het gegeven dat de strafzaak tegen [appellant] is geseponeerd, volgt niet dat de burgemeester het bewijsmateriaal uit die strafzaak niet aan het bij de rechtbank bestreden besluit ten grondslag mocht leggen. De burgemeester diende een eigen beoordeling te maken van hetgeen is opgenomen in onder meer de processen-verbaal die aan het bij de rechtbank bestreden besluit ten grondslag zijn gelegd alsmede van het rapport van het onderzoek van het NFI naar de aanwezigheid van middelen als bedoeld in lijst I en II van de Opiumwet."
Vervolgens bestrijdt de overtreder dat er heroïne is verkocht. Dat was wel verklaard door twee getuigen die waren gehoord door opsporingsambtenaren. Hun verklaringen waren opgenomen in een proces-verbaal. De overtreder betoogt dat daarmee de juistheid van de verklaringen niet is gegeven en dat de burgemeester dan ook niet van de juistheid van die verklaring had mogen uitgaan. De Afdeling passeert ook dat betoog met de volgende overwegingen:

"Zoals de rechtbank met juistheid onder verwijzing naar vaste jurisprudentie van de Afdeling (onder meer de uitspraak van 28 juli 2010 in zaak nr. 201000947/1/H3) heeft overwogen, mag het bestuursorgaan in beginsel uitgaan van de juistheid van de inhoud van een op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakt proces-verbaal. Dit houdt in een geval als hier aan de orde in, dat het bestuursorgaan ervan mag uitgaan dat de verklaring van een getuige juist is weergegeven in het op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte proces-verbaal. De rechtbank heeft in hetgeen [appellant] heeft aangevoerd terecht geen grond gezien om te komen tot het oordeel dat het bestuursorgaan niet daarvan mocht uitgaan."
LJN: BV2400



1 opmerking:

  1. Allereerst complimenten voor uw blog: goed geschreven, informatief en actueel. U heeft een volger! Het verweer van de appellant in deze uitspraak is buitengewoon zwak: wat in een ambtsedig opgemaakt proces-verbaal staat, is voor de rechter het uitgangspunt; de appellant draagt geen enkel redelijk argument waarom getwijfeld moet worden aan het waarheidsgehalte van de verklaring van a en b; en dat de schuld niet in rechte is komen vast te staan, is inderdaad (zie ro. 2.5.1) in het kader van een herstelsanctie irrelevant. Deze zaak lijkt me hopeloos en zo te zien heeft de appellant zich ook niet laten bij staan. Wel een leuke uitspraak voor mijn college over punitieve sancties dat ik volgende week aan de JHS geef.
    M.vr.gr. Ron [ik zie ineens een foto verschijnen bij mijn reactie; da's inmiddels vergane glorie, vrees ik ;) ]

    BeantwoordenVerwijderen