maandag 18 juli 2011

Wanneer is er sprake van een invorderingsbeschikking?

Rechtbank Breda, 4 juli 2011. Een interessante uitspraak van de rechtbank Breda. De rechtbank oordeelt dat een brief van het bestuursorgaan waarin het aan de overtreder vermeldt dat dwangsommen zijn verbeurd en dat deze moeten worden betaald, niet als een invorderingsbeschikking kan worden aangemerkt.

De redenering van de rechtbank is dat dwangsommen van rechtswege verbeuren en dat de verplichting tot betaling uit de wet voortvloeit. Daarom is een brief met een mededeling zoals genoemd niet op rechtsgevolg gericht en kan er pas sprake van een invorderingsbeschikking zijn als tot invordering is besloten.

Een sommatie tot betaling lijkt mij echter een daad van invordering. Het besluit om een dergelijke sommatie te versturen lijkt mij dus een invorderingsbeschikking. Om deze reden adviseer ik bestuursorganen ook om niet zomaar een acceptgiro te versturen nadat zij geconstateerd hebben dat er dwangsommen zijn verbeurd. Is dat advies, gelet op deze uitspraak, te voorzichtig?
LJN: BR0356 

2 opmerkingen:

  1. Jaap.

    Nee hoor, je attendeert ons op de wet.

    In eerste instantie lijkt een acceptgiro niet zo'n slecht idee.
    Artikel 4:86 Awb bepaald immers dat de beschikking in ieder geval vermeldt:
    - de te betalen geldsom
    - de termijn waarbinnen de betaling moet plaatsvinden.
    Een acceptgiro lijkt hieraan te voldoen.


    Zoals je eerder hebt bericht mag het voornemen tot invordering achterwege blijven (uitleg 4:7 en 4:8 Awb), maar wel moet er met het oog op rechtsbescherming (artikel 4:86 van de Algemene wet bestuursrecht)eerst tot invordering besloten te worden.

    Puur een acceptgiro is m.i. uiteindelijk te kort door de bocht omdat er naast 4:86 Awb nog meer vereisten aan besluitvorming zijn. Een besluit kent nu eenmaal meerdere vereisten (ondertekening door bevoegd orgaan, vermelding rechtsbeschermingsclausule).

    1:3 Awb: een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan. Met een acceptgiro ga je al snel in de mist op wezenlijke punten.

    Voorst vergt besluitvorming een motivering. Vermeld zal tocht moeten worden dat geconstateerd is dat de last niet is nageleefd. Er zal ook een rekensom gemaakt moeten worden.

    Wel kun je de besluitbrief en de acceptatie aan elkaar koppelen of kort achter elkaar verzenden.

    Kortom, prima advies om niet meteen een acceptgiro te sturen, wat niet wil zeggen dat met veel kunst en vliegwerk iets te maken is dat ook aan overige vereisten voldoet. Zelf geen trek in.

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Dit is zeker een interessante uitspraak en ook een interessante vraag aan het einde van de bijdrage. Of het advies te voorzichtig is, is naar mijn mening afhankelijk van het moment waarop het bestuursorgaan een dergelijke "verbeurtebrief" verstuurt.

    In artikel 4:112 Awb is bepaald dat het bestuursorgaan de schuldenaar die in verzuim is schriftelijk aanmaant tot betaling. Het bestuursorgaan kan dus pas aanmanen als een schuldenaar in verzuim is. Ingevolge artikel 5:33 Awb moet een verbeurde dwangsom worden betaald binnen zes weken nadat zijn van rechtswege is verbeurd. Zolang deze wettelijke betalingstermijn niet is verstreken, is een schuldenaar niet in verzuim en kan dus niet worden aangemaand.

    Op grond van artikel 5:37 Awb, beslist het bestuursorgaan bij beschikking omtrent de invordering van de dwangsom alvorens aan te manen tot betaling. Met deze aanmaning wordt naar mijn idee niet elke willekeurige sommatie tot betaling bedoeld, maar wordt verwezen naar de aanmaning als bedoeld in artikel 4:112 Awb. Indien wordt aangemaand als bedoeld in artikel 4:112 Awb, geldt in beginsel een betalingstermijn van twee weken. Hierna kan betaling worden afgedwongen met (dwang)invorderingsmaatregelen. Een invorderingsbeschikking heeft betrekking op deze uiteindelijke dwanginvordering. Als ik het goed zie kan er pas na het verstrijken van de betalingstermijn van zes weken zonder dat er is betaald sprake zijn van een invorderingsbeschikking, welke moet worden genomen alvorens aan te kunnen manen en vervolgens eventueel in te kunnen vorderen bij dwangbevel. Dit blijkt ook uit hetgeen de Memorie van Toelichting zegt bij artikel 5:33 Awb:

    “Voor de lengte van de betalingstermijn - zes weken - is wel aansluiting gezocht bij de hoofdregel van artikel 4.4.1.3 [4:87]. Nadat de verplichting om de verbeurde geldsom te betalen - van rechtswege - is ontstaan en de betalingstermijn is verstreken, zal het bestuursorgaan op grond van artikel 5:37 eerst een invorderingsbeschikking moeten geven, alvorens een aanmaning te kunnen versturen en eventueel een dwangbevel te kunnen uitvaardigen.”

    Een bestuursorgaan kan naar mijn mening na verbeurte van een dwangsom een schuldenaar erop wijzen dat er een dwangsom is verbeurd, en dus dat er een wettelijke betalingstermijn van zes weken is aangevangen, zonder dat er sprake is van een invorderingsbeschikking. In het geval van gedragsovertredingen lijkt mij dit vanuit het oogpunt van rechtszekerheid voor de schuldenaar zelfs wenselijk. Hoe kan iemand anders weten dat het bestuursorgaan een overtreding heeft geconstateerd en dus dat er van rechtswege een dwangsom is verbeurd waarvoor de wettelijke betalingstermijn geldt? Het lijkt mij ook geen probleem dat er wordt aangegeven hoe iemand kan betalen. Als een schuldenaar het niet eens is met die “verbeurtebrief” moet hij niet betalen en op die manier een invorderingsbeschikking (gericht op dwanginvordering) uitlokken waartegen rechtsmiddelen kunnen worden aangewend. Gelet op het voorgaande sluit ik mij daarom aan bij het advies om voorzichtigheid te betrachten als het bestuursorgaan een “verbeurtebrief” verstuurt na het verstrijken van de wettelijke betalingstermijn als bedoeld in artikel 5:33 Awb.

    BeantwoordenVerwijderen