maandag 5 september 2011

Handelen zonder vergunning niet onrechtmatig

Hoge Raad, 2 september 2011. De bouw van de Reststoffen Energie Centrale (REC) van Omrin in Harlingen heeft al tot diverse interessante uitspraken geleid. De Hoge Raad heeft daar nog een uitspraak aan toegevoegd.

Even kort de feiten. Omrin zamelt afval in en wilde voor de verbranding van het niet bruikbare restafval een REC bouwen. Omrin kreeg de benodigde bouwvergunning en een milieuvergunning. De Afdeling vernietigde, naar aanleiding van een beroep dat door de Stichting Afvaloven Nee was ingesteld, het besluit tot verlening van de milieuvergunning. Daarna trachtte Afvaloven Nee te bewerkstelligen dat de bouw van de REC zou worden stilgelegd door een verzoek tot handhaving in te dienen en door in kort geding de stillegging van de bouw te vorderen.

Het verzoek tot handhaving werd afgewezen en het beroep tegen die afwijzing slaagde niet. De Afdeling oordeelde bij uitspraak van 14 mei 2010 (LJN: BM4160) dat de Wet milieubeheer niet beoogt bescherming te bieden tegen de nadelige gevolgen voor het milieu van bouwactiviteiten en dat er bovendien een concreet zicht op legalisatie bestond. De vordering in kort geding sneuvelt bij de voorzieningenrechter van de Rechtbank Leeuwarden en, in hoger beroep, bij het Gerechtshof Leeuwarden. Afvaloven Nee stelt vervolgens cassatie in tegen het arrest van het Gerechtshof. 

De Hoge Raad stelt voorop dat handelen zonder vergunning in beginsel onrechtmatig is jegens degenen die aan het vergunningvereiste bescherming kunnen ontlenen. Vervolgens ooordeelt de Hoge Raad, onder verwijzing naar zijn arrest van 3 november 2000 (LJN: AA8180) dat handelen zonder vergunning niet onrechtmatig is als nadien alsnog een vergunning wordt verleend. In de vergunning worden volgens de Hoge Raad de normen neergelegd waaraan de vergunninghouder zich moet houden om geen onaanvaardbare hinder toe te brengen aan de omgeving. Als er dus vergunning wordt verleend dan wordt het vergunde handelen aanvaardbaar geacht ten opzichte van degenen die aan het vergunningvereiste bescherming ontlenen. Dat betekent, aldus de Hoge Raad, dat als met voldoende mate van zekerheid is te verwachten dat alsnog vergunning zal worden verleend het handelen zonder vergunning geoorloofd is.

De vraag is natuurlijk wanneer er sprake is van een voldoende mate van zekerheid. Die vraag kon in dit geval gemakkelijk worden beantwoord omdat inmiddels al een (nieuwe) milieuvergunning was verleend.
LJN: BQ5099 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten