maandag 28 februari 2011

Bewijs permanente bewoning recreatiewoning

Gerechtshof 's-Gravenhage, 25 januari 2011. De aanpak van permanente bewoning van recreatiewoningen blijft aanleiding geven tot discussies over het bewijs. Het arrest van het Gerechtshof 's-Gravenhage van 25 januari 2011 (gepubliceerd op 21 februari 2011) gaat over een zaak die zich nog afspeelt onder het oude recht (van vóór de vierde tranche), maar gelet op de lange arm van het overgangsrecht kan dit arrest ook nog voor de toekomst van belang zijn.    

Ik zal eerst in algemene zin ingaan op de systematiek. 

Als het college van B en W constateert dat het gebruiksverbod van het bestemmingsplan wordt overtreden doordat een recreatiewoning permanent wordt bewoond, dan moet het in beginsel handhaven. Het college legt dan doorgaans de last onder dwangsom op om een einde aan de overtreding te maken. In dit besluit zal het aannemelijk moeten maken dat er een overtreding wordt begaan.

Als het college constateert dat de last niet is uitgevoerd, dan kan het een dwangbevel tot invordering van de verbeurde dwangsommen uitvaardigen. In dat dwangbevel kan het college in beginsel volstaan met de enkele mededeling dat het geconstateerd heeft dat de last niet is uitgevoerd en dat de dwangsommen derhalve zijn verbeurd. Het is vervolgens aan de overtreder om in verzet te komen van dat dwangbevel en om in de procedure gemotiveerd te betwisten dat de dwangsommen zijn verbeurd. De overtreder kan dus niet volstaan met de mededeling dat het college onvoldoende heeft onderbouwd dat de last niet is uitgevoerd en dat hij daarom betwist dat de dwangsommen zijn verbeurd. Hij zal moeten aangeven wat hij gedaan heeft om uitvoering aan de last te geven. Doet hij dat niet, dan zal de verzetsrechter de vordering in beginsel moeten afwijzen.  

Pas als de overtreder gemotiveerd betwist dat de dwangsommen zijn verbeurd, komen we toe aan de vraag wie wat moet bewijzen. In beginsel zal de gemeente dan moeten bewijzen dat de last niet is uitgevoerd. Dat houdt niet in dat de gemeente (opnieuw) moet bewijzen dat het gebruiksverbod is overtreden. Dat heeft het college al aannemelijk moeten maken bij het opleggen van de last onder dwangsom. In de verzetprocedure moet in beginsel van de rechtskracht van de last onder dwangsom worden uitgegaan, zolang dit besluit niet is vernietigd of geschorst. De gemeente moet bewijzen dat de last niet is uitgevoerd. Dat bewijs kan worden geleverd door aan te tonen dat ten opzichte van het moment waarop de last onder dwangsom is opgelegd, niets wezenlijks is veranderd.

In het arrest van het Gerechtshof had de overtreder ten tijde van de comparitie bij de rechtbank verklaard dat hij de woning na het verstrijken van de begunstigingstermijn niet anders was gaan gebruiken dan daarvoor. Het Gerechtshof overweegt dat deze verklaring ook in hoger beroep als uitgangspunt heeft te gelden en dat de verklaring aangeeft dat de overtreder bewust de strijdigheid van zijn gedrag met de planvoorschriften niet heeft verminderd c.q. beëindigd. De overtreder had verder betoogd dat hij met zijn partner bij zijn schoonouders was gaan wonen, maar aan die verklaring hecht het Gerechtshof geen geloof omdat die verklaring haaks staat op zijn eerdere verklaring dat hij het gebruik van de woning niet heeft beëindigd.

De overtreder had verder nog geklaagd over het feit dat het college niet had uitgelegd wat het precies onder permanente bewoning verstaat. Het Gerechtshof overweegt dat het college dat ook helemaal niet had hoeven doen, dat uit de planvoorschriften blijkt dat onder permanente bewoning wordt verstaan het gebruik van een huis als hoofdverblijf en dat voor de overtreder redelijkerwijs duidelijk moet zijn geweest wat hoofdverblijf inhoudt.
http://bit.ly/grecIY

1 opmerking:

  1. Er worden recreatiewoningen aangeboden met de mogelijkheid om er een hypotheek op te nemen die aftrekbaar is.
    Hierin wordt de koper verkeerd geinformeerd want om de hypotheek af te kunnen trekken zal deze de recreatiewoning als hoofdbewoning moeten aanvinken. Daarmee zal de koper zich dan schuldig maken aan het permanent bewonen van de recreatie woning omdat permanent bewonen wordt gelijkgesteld als zijnde de hoofdverblijf.
    Aangezien er in het gebruik van woorden al veel oorzaak van verwarring kan liggen zou mijn voorstel zijn om "permanente bewoning" te vervangen door "de recreatiewoning mag niet als hoofdverblijf aangemerkt worden".
    Daarbij zou het verstrekken van verkeerde informatie ook in deze op enigerlei wijze aangepakt mogen worden.

    BeantwoordenVerwijderen