vrijdag 22 april 2011

Verzoek voorlopige voorziening Chemie-Pack afgewezen

Vz. rechtbank Breda, 21 april 2011. In de kwestie Chemie-Pack is de eerste bestuursrechtelijke uitspraak gedaan door de voorzienngenrechter van de rechtbank Breda.

Eén van de meest interessante vragen die de voorzieningenrechter beantwoordt is in hoeverre een overtreder belang heeft bij het laten treffen van een voorlopige voorziening tegen een beschikking toepassing bestuursdwang zonder voorafgaande lastgeving als de bestuursdwang al is uitgevoerd.

Inleiding
Nadat de brand bij Chemie-Pack was uitgebroken is de brandweer gaan blussen. Het bluswater stroomde vervolgens in de sloot, waardoor artikel 6.2 van de Waterwet werd overtreden. Het dagelijks bestuur van het waterschap Brabantse Delta is bevoegd gezag en besloot onmiddellijk bestuursdwang toe te passen en de sloot schoon te maken op kosten van Chemie-Pack. Tevens liet het waterschap conservatoire beslagen leggen ten laste van Chemie-Pack tot zekerstelling van haar verhaalsmogelijkheden.

Chemie-Pack maakte bezwaar tegen deze beschikking en diende ruim drie maanden na de verzending van het besluit een verzoek voorlopige voorziening in. Zij verzocht de voorzieningenrechter om het besluit te schorsen en de conservatoire beslagen op te heffen c.q. het dagelijks bestuur te verplichten tot het laten opheffen van de beslagen.

Het verzoek tot opheffing van de conservatoire beslagen
De voorzieningenrechter verklaart zich onbevoegd om kennis te nemen van het verzoek tot opheffing van de conservatoire beslagen omdat het besluit tot het leggen van de conservatoire beslagen geen besluit in de zin van artikel 1:3 lid 1 Awb is. Ook verklaart de voorzieningenrechter zich onbevoegd om kennis te nemen van het verzoek om het dagelijks bestuur te verplichten de conservatoire beslagen op te laten heffen. Een besluit tot opheffing van de beslagen is naar het oordeel van de voorzieningenrechter een besluit ter voorbereiding van een privaatrechtelijke rechtshandeling en op grond van artikel 8:3 Awb niet appellabel.

Het verzoek tot schorsing van het besluit
Het dagelijks bestuur had betoogd, zo leid ik af uit de uitspraak, dat het verzoek reeds diende te worden afgewezen bij gebreke van een spoedeisend belang. De redenering staat niet in de uitspraak, maar ze zal geweest zijn dat schorsing van het besluit geen doel kan dienen omdat reeds bestuursdwang is toegepast.

De voorzieningenrechter passeert dit verweer. Hij overweegt dat schorsing van het besluit een belemmering kan vormen voor het nemen van een kostenbeschikking en dat dat weer een rol kan spelen bij het verzoek tot opheffing van de conservatoire beslagen.

De voorzieningenrechter nuanceert vervolgens de spoedeisendheid van het belang van Chemie-Pack omdat:
1.  een voorlopig oordeel over de rechtmatigheid van het besluit niet zonder meer leidt tot opheffing van de conservatoire beslagen;
2.  het verzoek tot schorsing eigenlijk neerkomt op een verzoek om een verklaring voor recht dat Chemie-Pack niet gehouden is tot vergoeding van de kosten van bestuursdwang en de voorzieningenrechter niet bevoegd is om een dergelijke verklaring te geven en;
3.  Chemie-Pack zelf eraan heeft bijgedragen dat nog geen heroverweging in bezwaar heeft kunnen plaatsvinden omdat zij pas aan het einde van de bezwaartermijn bezwaar heeft gemaakt en vervolgens pas na zeven weken een aanvullend bezwaarschrift heeft ingediend.

De voorzieningenrechter komt op grond hiervan tot de overweging dat hij het verzoek alleen kan toewijzen als het besluit lijdt aan een of meer evidente en ernstige gebreken en dit gebrek of deze gebreken in bezwaar niet kan/kunnen worden hersteld.

Vervolgens beoordeelt de voorzieningenrechter dat het dagelijks bestuur bevoegd was bestuursdwang toe te passen, dat het Chemie-Pack niet in de gelegenheid had hoeven stellen om zelf maatregelen te treffen en dat Chemie-Pack terecht als overtreder is aangemerkt. De voorzieningenrechter constateert derhalve geen evidente gebreken en wijst het verzoek af.

De overweging van de voorzieningenrechter dat Chemie-Pack terecht als overtreder is aangemerkt is vooral gebaseerd op de uitspraak van de Afdeling van 18 oktober 2008 (LJN: BF8999). Die uitspraak had betrekking op een vrijwel identieke situatie (waar overigens ook het dagelijks bestuur van het waterschap Brabantse Delta bestuursdwang had toegepast). Ook in die zaak voerde het betrokken bedrijf aan dat het ten onrechte als overtreder was aangemerkt omdat het niet zelf het bluswater in de sloot had geloosd, geen bluswerkzaamheden had uitgevoerd en geen enkele invloed had gehad op de bluswerkzaamheden. De Afdeling oordeelde dat het bedrijf de overtreding niet feitelijk had begaan, maar dat de overtreding wel aan haar kon worden toegerekend omdat de bluswerkzaamheden feitelijk moeten worden geacht te zijn verricht in opdracht van het bedrijf. Brandbestrijding door de brandweer in een bedrijf moet in het algemeen worden geacht de gevolgen van die brand te beperken en die gevolgen kunnen aan het bedrijf worden toegerekend. Aldus de Afdeling.

De voorzieningenrechter overweegt op basis van deze uitspraak dat Chemie-Pack verantwoordelijk moet worden gehouden voor het lozen van het bluswater, nu die lozing rechtstreeks samenhangt met het blussen van de brand bij Chemie-Pack. Dat het bluswater via een ander terrein in de sloot is gelopen, maakt dat naar het (voorlopig) oordeel van de voorzieningenrechter niet anders. 
LJN: BQ2058 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten