dinsdag 17 mei 2011

Preventieve handhaving of handhaving ter voorkoming herhaling overtreding?

CBB, 22 maart 2011. De Minister van Economische zaken, Landbouw en Innovatie had aan een varkenshandelaar de last onder dwangsom opgelegd om zich te onthouden van iedere overtreding van artikel 6 lid 3 van de EG-verordening 1/2005 (verordening tot bescherming van dieren tijdens vervoer en daarmee samenhangende activiteiten).

Deze last onder dwangsom was opgelegd nadat de Minister geconstateerd had dat de varkenshandelaar artikel 6 lid 3 van de EG-verordening had overtreden. De centrale vraag in de procedure luidde of de last onder dwangsom strekte tot het voorkomen van een herhaling van de overtreding dan wel als preventieve last onder dwangsom moest worden aangemerkt. 

Het CBB wijdt hieraan, onder verwijzing naar een eerdere uitspraak, interessante overwegingen, die ik hierna citeer (r.o. 5.7):
"In zijn uitspraak van 27 oktober 2009 (AWB 08/525, LJN: BK1424) heeft het College overwogen dat indien een last onder dwangsom er toe strekt een overtreding te voorkomen, wil er een bevoegdheid zijn om de last op te leggen, sprake dient te zijn van klaarblijkelijk gevaar dat de in de last omschreven overtreding zal plaatsvinden. Deze voorwaarde moet gesteld worden in het belang van de rechtszekerheid en als waarborg tegen het lichtvaardig opleggen van een last tot handhaving. Dit is anders, indien de last strekt ter voorkoming van een overtreding die – in de zin van artikel 5:32, tweede lid, Awb en thans artikel 5:2, eerste lid, Awb – is aan te merken als een herhaling van een eerdere overtreding en waarbij gevaar voor herhaling voor de hand ligt. In dat geval is voor het aannemen van een bevoegdheid de last onder dwangsom op te leggen niet vereist dat klaarblijkelijk gevaar voor overtreding bestaat, maar volstaat dat de eerdere overtreding heeft plaatsgevonden. In voornoemde uitspraak van 27 oktober 2009 heeft het College voorts overwogen dat bij de beantwoording van de vraag of een last strekt ter voorkoming van herhaling van een eerdere overtreding verschillende omstandigheden op zichzelf of in onderlinge samenhang bezien een rol spelen. Het gaat hier om omstandigheden die een beeld geven van de mate van continuïteit in de aan de orde zijnde overtredingen, zoals de aard van de overtreding, de mate van overeenkomst – bijvoorbeeld wat betreft de plaats ervan – met de eerder geconstateerde overtreding en het tijdsverloop sinds die overtreding. Voor de aard van de overtreding is onder meer van belang dat het gaat om overtredingen van hetzelfde voorschrift met dezelfde strekking, wil gesproken kunnen worden van een herhaling. Om tot de conclusie te komen dat de last strekt ter voorkoming van een herhaling, is vereist dat de omstandigheden ten tijde van het opleggen van de last op één lijn gesteld kunnen worden met de omstandigheden ten tijde van de eerdere overtreding."
Artikel 6 lid 3 van de verordening bepaalt dat vervoerders dieren moeten vervoeren in overeenstemming met de technische voorschriften van bijlage I. Het CBB overweegt dat bijlage I op zoveel verschillende aspecten van dierenwelzijn betrekking heeft dat de last te onbepaald is om te kunnen worden opgevat als een last gericht op het voorkomen van een herhaling van een eerdere overtreding. Daarmee moet de last worden opgevat als een preventieve last. Het CBB oordeelt echter dat onvoldoende is gebleken van een klaarblijkelijk gevaar op overtreding, zodat het bestreden besluit wordt vernietigd.
LJN: BP9342

Geen opmerkingen:

Een reactie posten